Aristoteles over ontstaan van de wetenschap

/

De mens werd eerst tot de beoefening van de wetenschap gebracht door de verwondering; dit geldt trouwens nu nog. Eerst verwondert hij zich over de meest voor de hand liggende problemen. Nadien verbaast hij zich geleidelijk over grotere raadsels, als de verschijnselen van de maan en van de zon, en de oorsprong van het heelal. Wie echter verbaasd is en vragen stelt, is overtuigd van zijn eigen onwetendheid. Als derhalve de mens zijn aandacht besteedde aan de wetenschap om uit zijn onwetendheid te geraken, dan is het ook duidelijk dat hij streefde naar kennis omwille van de kennis zelf, en niet uit nuttigheidsoverwegingen. Dit wordt bevestigd door de historische evolutie.

Uit: J. Demey e.a., Geschiedenis in documenten (Amsterdam 1974) 35.

Geef een reactie